Plotseling was daar het Marine Hotel. Een koperen bonenstaak aan
de immense leegte van het grijze wad, die meteen werd afgebeeld
op krantenpagina‘s en covers van vakbladen. Een verrassing in het
lusteloze Den Helder waar de bevolking zich allang heeft geschikt
naar het pretentieloze bestaan dat past bij het perifere eind van
Noord-Holland.
Het Marine Hotel steekt boven alles uit, is nieuw en anders. Het
heeft een vrolijke, voor dit landsdeel zelfs frivole uitstraling. Naast
de Brandaris op Terschelling of de Zeeuwse torens, die de vlakte
regeren met hun nurkse silhouet en eenduidige vierkante verschijning, is het Marine Hotel een kloeke gestalte met sculpturaliteit en
speelse trekken. Op een locatie waar de atmosfeer van lage luchten
steeds verandert, en het ritme van getijden het wad bepaalt, krijgt
het gebouw een hemelse uitstraling. De gekromde gevels met overstekken en plooien reflecteren en trekken schaduw. De felzen in het
koper en de horizontale ramen maken het gebouw meetbaar. Maar
van welke kant ook benaderd, de gevels zijn steeds onregelmatig
en ongrijpbaar. Het gebouw is bedoeld voor de elite van de Marine,
voor officieren, zeevolk en lonely hearted. Ondanks deze doelgroep
is het gebouw géén macha, het is een Venus! Een dame met een
goddelijk lijf.
Geen moment van de dag is het gebouw hetzelfde, steeds ziet het
er anders uit. Het waddenlicht streelt, ketst en kleurt haar onveran
derd. Wat staat ons nog te wachten als deze koperen toren zal verkleuren in de zilte wind? Het onvermijdelijke moment van de erken
ning dat Den Helder en haar marineofficieren zich moeten berusten
in hun lot, maar zich altijd beschermd weten door de Groene Godin!
Is dit gebouw dat feitelijk slechts een hotel is voor officieren, een
stapeling van kamers met grandioos uitzicht, een toevalstreffer?
Komt de sculpturaliteit voort uit een behoefte van de opdrachtgever
zich te behuizen in een modieus gebouw? Nee, geenszins. Het
Marine Hotel is de logische volgende stap in het oeuvre van de
architect. Het zat er al die tijd aan te komen. De realisatie van dit
kunstwerk lag reeds besloten in mijn eerste ontmoeting met de
architect. Onze kennismaking in 1989 was gek genoeg al de aankondiging van dit soort architectuur.
Deze kennismaking vond plaats op een Russisch cruiseschip, de Lev Tolstoi. Een niet alledaagse entourage op een niet alledaagse plek: de Bosporus.Terwijl het schip zeer vroeg in de ochtend langzaam door de legendarische zee-engte in zuidelijke richting voer, trof ik een opgewonden persoon in zijn hut, die zich aan mij voorstelde: ‘Arne van Herk, ik ben druk bezig met het maken van een video. Langzaam drong het tot mij door en kon ik één en ander plaatsen. De hut had twee patrijspoorten. In de poort boven de tafel stond een videocamera op statief, die onafgebroken filmde. Arne controleerde voortdurend de beeldhoek, maar veranderde feitelijk niets aan de instelling. Hij had zich ten doel gesteld in één take de weste lijke kust van Turkije te filmen, een onafgebroken beweging langs de oostpunt van Europa. Hij had er speciaal deze hut voor gereserveerd. Hoe meer ik erover nadacht hoe duidelijker het werd. Het water dat twee continenten scheidt, waar de zee ooit door de rotsen is gebroken, met zijn oneindige schoonheid en duizelingwekkende geschiedenis; daar ging het over. De lage ochtendzon streelde de rotsen, de kliffen met hun dorre natuur, elk detail werd geroerd en onderscheidde zich. Het was een adembenemend schouwspel. De bewust gekozen handicap van de patrijspoortview (geen overzicht, alleen een aaneenrijging van details die langskomen en in je her sens pas samenvloeien tot een beeld) en het maagdelijke gevoel over de nog onaangeroerde dag, versterkten de sensatie. Het was een moment van vervoering, van hallucinatie. Het is een rare gewaarwording wanneer je het landschap geniet zonder panorama. Je ziet steeds een klein onderdeel, de herinnering van de vorige beelden en de verwachting van de nog komende beelden maken de werkelijkheid, maar het is niet de werkelijkheid, het is een illusie, een geheel dat je zelf maakt in je hoofd. Arne genoot en glom. Dit was het moment waarop hij gehoopt had. Hiervoor was alles geregeld. ‘Wat een geluk dat we hier precies nu zijn.’ ‘Wat een zicht, heb je ooit zo’n belichting gezien?’ ’Bedenk eens wat een geschiedenis deze kust heeft, aan elke rots en aan elke baai kleeft beschaving. ‘Hier zaten de Grieken, de Byzantijnen en de Ottomanen.’ ‘Istanbul moet nog komen! ‘ Wat een score!’ En Istanbul zou nog komen. Nog voor het ontbijt. Alle wakkere passagiers zouden zich op het bovendek verzamelen, genietend van de passage door Istanbul. Onder de Bosporusbrug, langs de Gouden Hoorn, de Aya Sophia, dit alles aangelicht door het milde ochtendlicht. Arne was niet aan dek. Hij beperkte zich tot de patrijspoort beneden. Constantinopel, de klassieke wereld was tot leven gebracht. ‘Als zich ergens een beschaving zou willen vestigen, dan was het wel hier.’ Het is niet raar dat de Grieken een aparte god voor het licht hadden. Apollo, zoon van Zeus. Apollo was trouwens meer dan god van het licht. Apollo was ook voor de liefde, de voorspelling, muziek, genezing en jacht. Juist deze ochtend, gemystificeerd door de patrijspoortview van Arne van Herk, maakte de betekenis van deze god ten volle duidelijk. Als deze god niet reeds bestond dan zou je hem zelf uitvinden. Alles bij elkaar maakte zich bij mij een gevoel meester dat ik iets bijzonders had meegemaakt, een blijvende ervaring, een dieper inzicht. Wat was het een rare kennismaking, ik had bijzondere mensen ontmoet. En dan die Arne, die dit alles had voorzien en er zijn deel van had genomen.Wat voor een film zou hij hebben gemaakt? Maffe patrijspoortengluurder. Wat nou Arne? Apollo is zijn naam!
Hoewel er veel goede architecten zijn die de ruimtelijkheid, de licht inval, de doorzichten en de uitzichten van hun gebouwen zorgvuldig componeren, is me sindsdien wel duidelijk geworden dat er niet zoveel zijn die zo obsessief het licht als uitgangspunt nemen voor hun werk als Arne van Herk en Sabien de Kleijn. Hun oeuvre draait om dit belangrijke thema. Elk werk kun je op basis van lichttoetreding en daglicht analyseren. Die kennismaking op de Bosporus was niets minder dan een directe ontmaskering. Het was niet een toevallige samenloop van omstandigheden geweest waarbij het licht en de view een belangrijke rol speelden. Ondanks een weerbarstige beroepspraktijk met veel en noodzakelijk goedkope woningbouwopgaven heeft de voortdurende oefening met lichtval en uitkadering in hun werk geleid tot ultieme ontwikkeling. Het Marine Hotel is daarom geen verrassing maar slechts een voorproefje van wat nog komen gaat. Zonder in te gaan op de vele kanten van het lichtverhaal in hun plattegronden, gevelopeningen en ruimtesensaties is het belangrijk het meest geheimzinnige aspect van hun ‘lichtoeuvre’ te benoemen: de patrijspoortview.
Het is interessant stil te staan bij de overtreffende trap van het door vele moderne architecten aanbeden panorama.
Moderne architectuur verheerlijkt het uitzicht op het landschap. Het
liefst van wand tot wand, van vloer tot plafond, een ‘window’ zonder
stijlen of kalven. Feitelijk wordt de belofte van dit panorama nooit
waargemaakt. Nagenoeg alle gebouwen met dit concept bieden
slechts een uitzicht op de banale alledaagse wereld. Een uitzicht
dat, doordat het alles in één blik onthult, een pornografische saai-heid oplevert. Veelal is de belichting door het moderne raam zo heftig en oncomfortabel dat ook in dat opzicht vooral de gemankeerdheid van dit concept opvalt. In de gerijpte Apollinische benadering
van Van Herk en De Kleijn, is er een belangrijk alternatief: de spleet
en de patrijspoortview. Letterlijk dicht bij huis, in het ruim van de Res Nova, een tot woonruimte omgebouwd maar nog steeds varend binnenschip, is de essentie van dit principe bepalend. Het schip is
nooit verbouwd tot huis. Er zijn geen ramen ingesneden. De leefruimte is het ruim, direct voor de machinekamer. In de luiken en de
daarover getrokken dekzeilen zijn kleine ovalen gaten gemaakt met
daarop dunne plaatjes plexiglas, door elastieken tegen het dek
getrokken. Het ruim is voorbeeldig belicht door de speelse inval van
het daglicht dat reflecteert op de witte vloer. Zonder ramen is toch
de hele ruimte vrolijk en kalm. Het horizontale uitzicht ontbreekt
weliswaar, maar wordt niet gemist. Met kleine houten wigjes aan
een touwtje tussen plexiglas en dek kunnen de venstertjes open
worden gebogen en stroomt de frisse buitenlucht door de ruimte.
Vanuit een diagonale hoek heb je zicht op de gebouwen aan de
wal. Door de vele spleten zie je een gefragmenteerde buitenwereld
die zich in je hoofd tot één beeld vormt. Dat beeld, dat alleen door
toe-eigening en interpretatie ontstaat, is daarom veel rijker en verrassender dan het platte panorama. In het midden van het ruim
staat de andere essentie voor het leven op een boot: een drietal
kacheltjes. Oliekachel, allesbrander en plankenkachel. Het
Apolloruim met zijn witte vloer, en strelende licht, intimiteit en uit
zichtillusie heeft een haard als centrum. Apollo zou Apollo niet zijn
als hier niet ook een piano en een kombuis zouden staan. Wat moet
er nog meer over architectuur worden verteld.
Het principe van de patrijspoortview is verfijnd en toegepast op
een van de recente woningbouwprojecten, aan de Borneokade in
Amsterdam. De opgave om laagbouwwoningen te ontwerpen met een patioruimte op een waterfrontlocatie heeft een geniaal en
subliem werk opgeleverd. De drielaagse woningen zijn in een rij
geschakeld, maar hebben, anders dan overal, een driehoekige
plattegrond. Het principe van de rij is in feite een reeks driehoeken,
met de punt van de driehoek wisselend naar boven en naar beneden.Vanuit dit schema gedacht is de voordeur, de toegang van de
woning, steeds in de punt van de driehoek gesitueerd. Hierdoor
hebben de huizen het verrassende effect dat de buren niet met hun
voordeur in dezelfde straat (kade) wonen. Het ene huis heeft zijn
entree op het zuiden, het volgende op het noorden, enzovoort. Deze
toegang wordt gemaakt door een hek in een verticale spleet, waarna
een driehoekige patio volgt. Pas in tweede instantie, teruggelegen
aan de patio, ligt de voorgevel met de feitelijke deur van de woning.
Deze woonruimte loopt vervolgens door tot aan de volgende straat.
Het buurhuis is identiek maar dan andersom. Het resultaat is verbijsterend. De woning met een adres aan de kade en een patiogevel
is introvert. Vanuit de lichte woning kijkt men via de patio door de
verticale spleet naar de wereld. De zijgevels, en dus ook de binnenmuren, staan niet parallel maar lopen taps toe. De blik naar buiten
volgt altijd die van de richting van de wanden (net zoals bij een
schietgat in een middeleeuws fort). Hier is de patrijspoortview en
de spanning van het waterfront met zijn licht en openheid tot in de
finesses uitgebuit. Het licht scheert langs de scheve patiomuren,
die op de draaiing van de zon zijn geplaatst.
Wat een geluk dat de kade vol ligt met schepen loodrecht op de
wal.Vanuit het huis zie je altijd een boeiende uitsnede van deze
wereld van masten, boegen en kabels. Pas als je beweegt wordt het
beeld gevormd. Al die tijd houdt de illusie van een droomuitzicht
stand. Aan de andere kade heeft de woning een groot raam in de
gevel en lijkt alles op een normaal huis. Deze driehoekwoning
met patrijspoortview kan zonder meer in de geschiedenisboeken.
Hij verraadt een gerijpt en groots architectuurtalent. Ik wist dat al
in 1989.