1996 Het menu van de dag

Categorie
Trefwoorden

Rede
 uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Architectonisch 
Ontwerpen, Vorm en Materialisatie aan de Faculteit der Bouwkunde, Technische
 Universiteit Delft op 29 november 1996.

Mijnheer de Rector Magnificus,
 leden van het College van Bestuur,
 Collegae hoogleraren en 
andere leden van de universitaire gemeenschap.
 Zeer gewaardeerde toehoorders, dames en heren.

Deze openbare les begin ik met twee citaten, dan een verhaal over jassen, vervolgens een verhaal over territorium en tot slot een voorbeeld.

Het eerste citaat is van beeldend kunstenaar Gerrit van Bakel (1943-1984), de 
man van de dag- en nachtmachines, die zei in een interview: “Ik schilder met de
 boormachine”. Het is een citaat uit zijn lezing voor de Technische Hogeschool Twente 
in 1984. Waarom Gerrit van Bakel? Omdat hij mij groot geschopt heeft en ik hem.

G . v a n  B a k e I

“Waar ik het over wil hebben, is de horizon. Als wij kijken, buiten, dan zien wij
 aan het einde van de wereld de lucht overgaan in de grond. Ik heb een tijdje bestudeerd hoe dat daar zit. Vooral ten tijde van de zonsondergang. Je kunt uitrekenen hoe
ver de horizon is, maar daarmee gaat de zon nog niet onder.
 De zon gaat dus wel onder. En ik kan me voorstellen, dat voor een primitieve geest in
een verleden het zonsondergangsmoment een angstmoment was. Een instinctief
 moment, waarin extra beschutting moest worden gezocht. Wat ik me voorstel naar
 aanleiding van die horizon, is het idee dat wij, als volgelingen van die primitieve
 geest, als kijkende wezens, ooit, tot het bewustzijn zijn gebracht, dat die zon daar
 morgen weer is.
 Ik weet niet hoe lang het geleden is dat mensen mensen zijn geworden, maar ik kan 
me wel voorstellen op welk moment van de dag dat is gebeurd.
 ’s Avonds dus, als de zon ondergaat”.

Het tweede citaat, ‘De wil tot weten’ is van Michel Foucault uit zijn intreerede
 voor het College de France in 1970. De betekenis van nieuw, nieuwer, nieuwst.

M . F o u c a u l t

“De grote wetenschappelijke omwentelingen laten zich soms wellicht lezen als de 
gevolgen van een ontdekking, maar ze kunnen ook gelezen worden als de opkomst 
van nieuwe vormen binnen de wil tot waarheid. Bij de overgang van de zestiende
 naar de zeventiende eeuw zien wij een wil tot weten opkomen die, vooruitlopend op
 wat hij tegenwoordig omvat, schema ’s van mogelijke, waarneembare, meetbare en
 klasseerbare objecten ontwierp; een wil tot weten die het kennende subject (eigen
lijk voorafgaand aan elke ervaring) een zekere plaats, een zekere blik, een zekere 
functie toewees (eerder zien dan lezen, eerder toetsen dan uitleggen; een wil tot 
weten die globaler dan elk specifiek instrument) het technisch niveau voorschreef
 waarop de kennis zijn beslag moest krijgen om verifieerbaar en nuttig te zijn. Zo lijkt 
de wil tot waarheid zijn eigen geschiedenis te hebben, die niet de geschiedenis van
 dwingende waarheden is, maar de geschiedenis van de functies en posities van het 
kennende subject, de geschiedenis van de materiële, technische en instrumentale
 inkleding van de kennis.
 Welnu, deze wil tot waarheid wordt ook beschreven door de manier waarop de kennis in een maatschappij wordt toegepast, waarop zij wordt gewaardeerd, verspreid,
 verdeeld en in zekere zin toegewezen.”.

C o n c l u s i e
: De ultieme waarheid heeft een horizon.

Ik maakte dikke jassen

Rond 1969 ontstond er in de centra van de grote steden een onhoudbare situatie 
in het gebruik van openbare ruimte. Al jarenlang werd er geen of nauwelijks onderhoud gepleegd aan gebouwen, werd er gespeculeerd met panden en werden 
vierbaanswegen gepland. Het idee was oude panden te vergaren, te slopen en daar
 kantoren te bouwen; geen gemengde functie meer. Het autogebruik nam toe, maar de
 straatruimte werd er niet op afgestemd. Overal stonden auto’s, vooral veel oude, die 
het niet meer deden, Toch wilden mensen in de stad blijven wonen en de neiging om
 straatruimte terug te veroveren werd groter en groter.
 Ik maakte dikke jassen van schuimplastic als een soort zachte bumper, zodat je door
 het verkeer kon lopen tussen de auto’s door, om meer respect af te dwingen en 
bovendien het genoegen te smaken van een onschadelijke aanraking.

Dat idee van plaatsmaken, territorium bepalen, ruimte scheppen, is een leidraad 
in mijn werk geworden en een belangrijk thema in dit betoog. 
Het gaat over de ruimte tussen de dingen, over “de architectuur van de leegte” zoals 
Cees Nagelkerke het formuleerde in de tien jaar dat we in Amsterdam met dit soort 
problematiek zijn bezig geweest. In de Haarlemmer Houttuinen, ooit het grootste gat
 van Amsterdam, realiseerden wij onze eerste stadsvernieuwingsprojecten. Geen imitatie van het verleden meer, maar een nieuw begin. De stad als permanente beweging. Het geloof in de stad was er weer en de eerste spijtoptanten uit Purmerend
 kwamen terug.

Het antwoord op de vraag, hoe je de kwaliteit van de openbare ruimte maakt, is
 complex. Op het niveau van de architectuur kun je het een en ander doen om de
 relatie tussen het interieur van een gebouw en de directe omgeving te verbeteren.
 Bijvoorbeeld door het territorium van de gebruikers deel uit te laten maken van de 
openbare ruimte. Naar mijn stelling heeft ieder individu ongeveer tweehonderd m2
 territorium nodig. Dit kan honderd m2 binnen en honderd m2 buiten zijn. Dat buiten
 kan ook openbare ruimte zijn.

Voorbeeld Wittenburg

Voor het eiland Wittenburg hebben Sabien de Kleijn, mijn compagnon in ons 
architectenbureau, en ik het volgende stedenbouwkundig idee voorgesteld: een hoge
 ruggengraatbebouwing in het midden van het eiland en op de flanken een bebouwing
 die naar het water toe in hoogte afloopt. Het verwachte resultaat is een benadrukking van het eilandkarakter met wisselende openbare ruimten langs de waterkant.
 Deze openbare ruimten zijn ook goed vanaf het midden van het eiland waar te
nemen. Als inspiratiebron laat ik u deze prent van de Veronese School uit het jaar
 1570 zien: ‘Tuin langs gracht’ . Er is een overdekt gebied aan het water, een
 pergola waar onderdoor je ver de tuin in kunt kijken. Een heer dekt de tafel in de
 schaduw, een boot meert af aan een steiger om iemand aan boord te laten komen. Er
 is een bank waarop een dame zit te vissen.
 Het woongebouw dat ik nu wil bespreken, probeert op alle fronten aan te sluiten op 
en verbindingen te leggen met deze stedelijke omgeving van het eiland.
 Als eerste noem ik de toegangen tot dit woongebouw, afwijkend van het standaard
portiek etagesysteem. We hebben de nadelen van portiek etagebouw proberen te
 vermijden. De bewoners op de begane grond dreigen namelijk altijd voor de rotzooi
 en andere onhebbelijkheden van de bovenburen te moeten opdraaien.
Voorts was het uitgangspunt bij dit ontwerp per verdieping een wisselende relatie 
met de straat te creëren. Op de begane grond zijn etagewoningen met de voordeur
en de woonkamer direct aan de straat. Op de eerste verdieping bevinden zich
 maisonnettes gekoppeld als driespanner in een doorzichtige gevel met een open
 portiek. Hier buigt de trapleuning de straat in en nodigt je uit binnen te komen.
 Het trappenhuis op de kop van het gebouw ontsluit de galerij op de derde verdieping
en het dakterras. ’s Nachts is dit trappenhuis een lantaarn voor het openbare gebied.
 De relatie met de straat, vanuit de woning en het dakterras maakt dat de bewoners 
zich prettig voelen binnen hun omgeving.

Nederland vol

Nederlanders vermeerderen zich met een stilzwijgend enthousiasme.
 De nieuwe voorraad woningen, inclusief renovatie (vijfhonderdduizend woningen
 erbij tot het jaar 2000) kan al die mensen niet opvangen.
 Er is nog meer ruimte nodig voor nog meer woningen, bovendien grotere woningen.
 Zou het zo zijn dat de tweehonderd m2 territorium per persoon bij gebrek aan omgeving in de woning terug moet komen? Ik geef drie extreme voorbeelden die hier indirect hun licht op werpen.

In Holland staat een huis

Dit is een inzending van mij voor een onderlinge studentenprijsvraag in 1973 te 
Amsterdam.
 Ik bedacht een huis met drie verdiepingen in een spiraal, zodat er binnen een ruimte 
ontstond, gekoppeld aan één overdekte buitenruimte. Het huis is altruïstisch ten 
opzichte van de buren; in plaats van twee zijn er drie muren waarop het huis van de
buren kan aansluiten.
 Door de eerste schakeling van twee bouwmuren per woning toe te passen, ontstaat
 er een weidser landschap en een openbare ruimte die divers gebruikt kan worden.
Door de tweede schakeling van drie bouwmuren per woning toe te passen, ontstaat 
er een intense dichtheid die de openbare ruimte reduceert tot louter circulatiegebied
en en het landschap uitbant. Een huizenzee tot over de horizon.
Het enige probleem voor mij was; waar te beginnen met dit wereldhuis?

 

Het plan New Babylon van Constant

Constant vertelt in de catalogus van de tentoonstelling in Het Haags Gemeentemuseum (1973), hoe zijn maquettes aanduidingen zijn van een geheel nieuwe stedelijke omgeving. Een omgeving zoals die volgens hem na een toekomstige wereldomvattende, volledig geïndustrialiseerde en gesocialiseerde samenleving gerealiseerd zou kunnen worden
. Hij is er van overtuigd, dat in die toekomstige maatschappij alle niet-creatieve werk
zaamheden geautomatiseerd zullen zijn en dat de geautomatiseerde techniek zal
 zorgen voor een alom aanwezige overvloed aan consumptiegoederen waarvan een
ieder naar believen gebruik kan maken.
In zijn plannen voor een stad voor de spelende mens legt Constant dan ook de 
grootste nadruk op de gemeenschappelijke, de sociale ruimte. Het moeten ruimten 
zijn die stimuleren tot een collectieve dynamische activiteit. Dat zijn voor hem 
chaotische en labyrintische ruimten, waarvan niets vaststaat doch alles gemakkelijk 
verwisselbaar is.

Desoriëntatie in de stedelijke ruimte

De zin van oriëntatie is tijdsbesparing bij het bereiken van een duidelijk van te
voren gesteld doel.
 Vrijwel niemand blijft nu in zijn vrije tijd in zijn eigen omgeving. De vakantieganger
 vertoont niet alleen de onmiskenbare neiging om steden en streken die hij nog niet 
kent op te zoeken. Hij vertoont daarbij ook een uitgesproken voorkeur voor een omgeving die sterk verschilt van de omgeving waarin hij werkt.
 Wanneer echter door de automatisering van de arbeid de “vrije tijd” zich gaat uitbreiden, zal een groeiende en massale behoefte aan exploratie niet kunnen worden
 bevredigd door een uitbreiding van het toerisme alleen. De ruimte zal veel intensiever dan ooit tevoren moeten worden gebruikt. Met andere
 woorden: vrije tijd zal in de directe omgeving moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld elke 
dag tien minuten vakantie.

Uit een dialoog met Constant (1973): 
“De stedenbouw is de uitdrukking en het beeld van de sociale structuur en men 
kan daar geen wezenlijke verandering in aanbrengen zonder eerst de maatschappij te
 veranderen Mijn ontwerpen zijn niet gewoon architectonische constructies, het zijn
 basis onderdelen voor een grotere vrijheid, voor een grotere flexibiliteit van zeer 
gevarieerde omgevingen”.

Plannen hebben meer betrekking op de toekomst dan op het heden. Als er geen 
rekening wordt gehouden met vooruitziende veranderingen in het gedragspatroon en 
met de ontginning van nog niet tot ontwikkeling gekomen potentiële capaciteiten,
dan heeft planning geen zin. leder plan zal dan verouderd zijn voordat het tot realisatie kan komen
Hier ziet u de grote gele sector, een van de maquettes van Constants New 
Babylon. U zit hier nu in zo’n gebouw uit die tijd van Architecten Van den Broek en 
Bakema. Daar onder die schuine platondgevel kwam u binnen en nu zit u hier bovenop in de benedenzaal.

 

 

 

 

B r a s i l i a

En dan nu naar Brasilia, sinds 1960 de hoofdstad van Brazilië, nadat de bouw van
 plano Piloto (het regeringscentrum) ontworpen door Lucio Costa was gestart in
 1957. In de midden jaren tachtig waren de meeste superblokken volgebouwd en
 kwam de stadsstructuur onder druk te staan. Als reactie werd Brasilia door de
 UNESCO uitgeroepen tot monument voor de gehele mensheid.
Al vanaf het begin was er in het Plano Piloto geen plaats voor ontwikkelingen die
 niet direct bij het landsbestuur hoorden. Er was eigenlijk niet gerekend op de komst
 bouwvakkers en hun families. De spanning tussen realiteit en utopie kon alleen
 hanteerbaar worden gemaakt door in de uithoeken van het federale district lapjes
 grond uit te geven, waar de bewoners zelf hun huis maakten. Zo ontstond tijdens de 
bouw van Brasilia de eerste satellietstad Taguatinga. 
Driekwart van de twee miljoen inwoners van het federale district woont buiten het
 plano Piloto. Taguatinga is samen met de naburige satellietsteden Ceilandia en
 Samambaia de economische motor van de regio geworden; het zijn allang geen
 slaapsteden meer.
 In de meest recente verkavelingen is te zien hoe het allemaal begint vanuit het niets.
 Er wordt nu wel rekening gehouden met ruimte voor infrastructuur, wegen, kabels en l
eidingen en open ruimte voor de toekomstige stad. Na twintig jaar ziet Taguatinga er
 nu als een permanente stad uit.

 

C 0 n c l u s i e

In Holland zit je in de vakantie natuurlijk op het strand naar de horizon te kijken.
 In Nederland wordt marktconform gebouwd op dit moment, dat betekent een grote
 dosis eengezinswoningen met een privé buitenruimte, het territorium dus. Alles strikt 
gescheiden van de louter functionele openbare ruimte. 
Bewoners maken de huizen niet zelf. Zij laten ze bouwen en huren of kopen ze. Loopt 
de wil tot waarheid hier niet achter? Zijn er wel voldoende nieuwe programma’s voor
 de toekomstige generaties om nu te realiseren?

En dan nu het antwoord op de vraag: “Wat vindt u het mooiste gebouw van de wereld?”

Het Haags Gemeentemuseum

Dat is het gebouw dat mij het meest heeft verwend. In de ruimte tussen de openbare weg en het gebouw liggen twee prachtige vijvers en
daartussen steekt het museum als het ware z’n arm uit om je van het trottoir naar binnen te voeren. En of dat niet genoeg is, zijn er de nodige borden gemonteerd op de entree en staat er een ijscoman met heerlijke ijsjes. Eenmaal in de passage begint het genieten pas echt. De kolommen en het gewelfde plafond zorgen ervoor dat het daglicht getemperd wordt, terwijl je toch nog zicht hebt op de prachtige vijvers. Dit zorgt ervoor dat je het gebouw maar op een manier binnen kunt komen. Het metselwerk van de kolommen wordt opgevangen op een sokkel die zo uitsteekt dat de tegels van de vloer heel konden worden gelegd. De enige graffiti staat keurig in de vensterbank: ‘Napaku’, een tekst van kunstenaar Piet van den Heuvel. Via een vestibule, waar het daglicht nauwelijks binnentreedt, kom je in de entreehal.

wauw

Meteen links en rechts, in nissen tussen de kolommen, zijn banken om rustig te gaan zitten. En dat is de bedoeling. Rustig het spektakel van licht en zwaartekracht beleven, het raffinement van bovenlicht en zijlicht. Het is een ruimte waar je ontvangen wordt; een ruimte met veel leegte waar het eeuwig pauze is. De draagstructuur vormt het midden tussen kolommen, wandachtige schijven en balken.

Het was in de beginfase van de betonconstructies. Het kon toen nog niet met minder. Om het geheel lichter, krachtiger en meer specifiek van atmosfeer te maken zijn de gele tegels toegepast. Deze tegelbanen vormen een transportband voor het oog, gaan van wand over op plafond en zorgen ervoor dat je hoofd met je wegwandelt. De zwaartekracht wordt ondergeschikt aan de ruimtebeleving.

Het raffinement van de tegelvlakken zit hem in de randen. Daar waar de gele tegel gehalveerd is, wordt ze afgewisseld met weer een halve tegel, maar nu grijs van kleur en in halfsteens verband geplaatst. Zo ontstaat er een versnellende beweging die ervoor zorgt dat je oog voortdurend op reis gaat door die atmosferische ruimte.
Uitgangspunt van architect Berlage en van opdrachtgever museumdirecteur Van Gelder was: een museum als veelzijdig cultureel centrum, omgeven door een park, waarbij de inrichting erop gericht is museummoeheid te vermijden.

Van kinds af aan ken ik het gebouw en door de jaren heen is het elke keer weer verrassend. Hier is de wil tot waarheid te beleven en het menu van de dag van toepassing. Het betonconstructie-experiment in relatie met de tegels. En ook nog een prachtig gemeenschappelijk territorium. Gerealiseerd met de mogelijkheden van die tijd.